De drie algemene methoden voor het implementeren van programmeertalen zijn:
1. Compilatie: De broncode wordt rechtstreeks vertaald in machinecode (de taal die door de processor van de computer wordt begrepen) door een compiler. Dit resulteert in een uitvoerbaar programma dat direct kan worden uitgevoerd.
* Voordelen: Snelle uitvoeringssnelheid, geoptimaliseerd voor specifieke hardware.
* Nadelen: Vereist een afzonderlijke compilatiestap, minder flexibel voor dynamische talen.
2. Interpretatie: De broncode wordt regel voor regel uitgevoerd door een tolk, die elke regel onmiddellijk vertaalt en uitvoert.
* Voordelen: Flexibeler, eenvoudiger voor dynamische talen, zorgt voor interactieve ontwikkeling.
* Nadelen: Lagere uitvoeringssnelheid, niet zo geoptimaliseerd voor specifieke hardware.
3. hybride: Dit combineert elementen van zowel compilatie als interpretatie. Sommige talen gebruiken een "just-in-time" (JIT) -compiler, die tijdens de uitvoering code met code samenstelt.
* Voordelen: Biedt de voordelen van zowel compilatie als interpretatie - snelle uitvoering en flexibiliteit.
* Nadelen: Kan complex zijn om te implementeren.
Voorbeeld:
* C, C ++: Gecompileerde talen
* Python, Ruby: Geïnterpreteerde talen
* Java, C#: Hybride talen (met behulp van JIT -compilatie) |