De twee typen adressen die een computer in een netwerk uniek identificeren zijn:
1. IP-adres (Internet Protocol-adres): Een numeriek label dat wordt toegewezen aan elk apparaat dat deelneemt aan een computernetwerk dat het internetprotocol gebruikt voor communicatie. Hiermee kunnen computers elkaar lokaliseren en met elkaar communiceren.
2. MAC-adres (Media Access Control-adres): Een unieke identificatiecode die op het moment van productie aan een netwerkinterfacekaart (NIC) is toegewezen. Het is een fysiek adres dat in de hardware is gebrand en wordt gebruikt voor communicatie binnen een lokaal netwerksegment. |