Het aantal beschikbare subnetten binnen een bepaald IP-adresvoorvoegsel (CIDR-notatie) hangt volledig af van de lengte van het voorvoegsel. De lengte van het voorvoegsel bepaalt hoeveel bits er worden gebruikt voor het netwerkadres en hoeveel er overblijven voor hostadressen.
De formule om het aantal subnetten te berekenen is:
2
(aantal bits geleend van het hostgedeelte)
Laten we het opsplitsen met voorbeelden:
* `/24` voorvoegsel (bijvoorbeeld 192.168.1.0/24): Een /24-netwerk heeft 24 bits voor het netwerkadres en 8 bits voor hostadressen (in totaal 32 bits in een IPv4-adres). In dit geval worden er geen bits geleend voor subnetten. Daarom is er maar 1 subnet.
* `/25` voorvoegsel: Er wordt één bit geleend van het hostgedeelte (8-1=7 resterende bits voor hosts). Dit levert 2
1
op =2 subnetten.
* `/26` voorvoegsel: Er worden twee bits geleend. 2
2
=4 subnetten.
* `/27` voorvoegsel: Er worden drie bits geleend. 2
3
=8 subnetten.
* `/28` voorvoegsel: Er worden vier bits geleend. 2
4
=16 subnetten.
Enzovoort... Hoe meer bits je leent (hoe groter het voorvoegsel), hoe meer subnetten je krijgt, maar hoe minder hostadressen per subnet. Het totaal aantal mogelijke adressen blijft 2
32
voor IPv4, maar ze zijn verschillend verdeeld over subnetten en hosts. |