Naast het IP -adres vereist TCP -communicatie verschillende andere stukjes informatie om een verbinding tot stand te brengen en gegevensuitwisseling te vergemakkelijken:
1. Poortnummer:
* TCP gebruikt poortnummers om specifieke applicaties of services op een host te identificeren. Elk poortnummer vertegenwoordigt een unieke service.
* HTTP gebruikt bijvoorbeeld poort 80, terwijl SSH poort 22 gebruikt.
* Zowel de bron- als de bestemmingspoorten zijn opgenomen in de TCP -header.
2. Sequentienummers:
* TCP gebruikt volgnummers om ervoor te zorgen dat gegevenspakketten in de juiste volgorde aankomen.
* Elk pakket krijgt een uniek volgnummer toegewezen, waardoor de ontvanger de gegevens in de juiste volgorde weer in elkaar kan zetten, zelfs als pakketten uit volgorde aankomen.
3. Erkenningsnummers:
* TCP gebruikt bevestigingsnummers om de ontvangst van datapakketten te bevestigen.
* Wanneer een pakket wordt ontvangen, verzendt de ontvanger een bevestigingsbericht met het volgnummer van het volgende verwachte pakket.
* Dit mechanisme zorgt ervoor dat de afzender weet welke pakketten met succes zijn ontvangen en ontbrekende of beschadigde pakketten kunnen verzorgen.
4. Controlebits:
* TCP -pakketten bevatten verschillende besturingsbits die de gegevensstroom regelen en de status van de verbinding aangeven.
* Deze bits omvatten:
* Syn (synchroniseren): Gebruikt om een nieuwe verbinding te starten.
* ACK (bevestiging): Gebruikt om de ontvangst van gegevens te bevestigen.
* Fin (finish): Gebruikt om een verbinding te beëindigen.
* rst (reset): Gebruikt om een verbinding te resetten.
* urg (dringend): Gebruikt om aan te geven dat een pakket dringende gegevens bevat.
5. Venstergrootte:
* De venstergrootte definieert de hoeveelheid gegevens die kunnen worden verzonden zonder een bevestiging te ontvangen.
* Dit helpt bij het optimaliseren van gegevensoverdracht door de afzender meerdere pakketten te laten verzenden voordat hij wacht op bevestiging, waardoor de efficiëntie wordt verbeterd.
6. Checksum:
* TCP gebruikt een controlesom om fouten in gegevensoverdracht te detecteren.
* De ontvanger berekent de controlesom van de ontvangen gegevens en vergelijkt deze met het controlesom dat is opgenomen in de TCP -header. Als de controlesums overeenkomen, worden de gegevens verondersteld foutvrij te zijn.
7. Opties:
* TCP staat optionele velden toe die aanvullende informatie verstrekken, zoals:
* Maximale segmentgrootte (MSS): Geeft de maximale grootte van een TCP -segment aan dat de afzender kan verzenden.
* Tijdstempeloptie: Maakt de precieze timing van datapakketten mogelijk.
* Optie voor vensterschaling: Breidt de venstergrootte uit om grote hoeveelheden gegevens te verwerken.
Samenvattend, hoewel het IP -adres cruciaal is voor het routeren van gegevens, is TCP -communicatie afhankelijk van een complexe set parameters om een betrouwbare en geordende gegevenslevering te garanderen. |