De buigradius voor een glasvezelkabel verwijst naar de minimale straal waartoe de kabel kan worden gebogen zonder schade aan de optische vezels binnenin te veroorzaken. Het overschrijden van de buigradius kan resulteren in een verhoogde signaalverzwakking, transmissieproblemen en zelfs breuk van de vezels.
De specificaties voor de buigradius variëren afhankelijk van het type glasvezelkabel en de constructie ervan. Het wordt doorgaans uitgedrukt in millimeters (mm), en hoe groter de buigradius, hoe beter dit is voor de prestaties en betrouwbaarheid van de kabel op de lange termijn.
Factoren die de buigradius beïnvloeden zijn onder meer het aantal vezels, het vezeltype (single-mode of multimode), de kerndiameter, de bekledingsdiameter en de kabelconstructie. Doorgaans vereisen single-mode vezels een grotere buigradius vergeleken met multimode vezels vanwege hun kleinere kerngrootte en strakkere lichtopsluiting.
Een typische aanbeveling voor de buigradius voor een single-mode glasvezelkabel met een kern/manteldiameter van 9/125 µm kan bijvoorbeeld ongeveer 30 mm of groter zijn. Dit betekent dat de kabel niet mag worden gebogen tot een straal kleiner dan 30 mm om overmatig signaalverlies of vezelschade te voorkomen.
Aan de andere kant kan een multimode glasvezelkabel met een kern/manteldiameter van 50/125 µm een grotere aanbevolen buigradius hebben, zoals 20 mm of groter.
Het is belangrijk om de door de kabelfabrikant verstrekte buigradiusspecificaties te volgen om een betrouwbare werking van de glasvezelkabel te garanderen en vroegtijdig falen of verslechtering van het optische signaal te voorkomen. |