Een router functioneert zowel als bridge als als router. Hoewel ze verschillende functionaliteiten hebben, integreert een router de overbruggingsfunctionaliteit als onderdeel van zijn werking.
* Overbruggen: Een bridge verbindt twee afzonderlijke LAN's (Local Area Networks) die hetzelfde protocol gebruiken (bijvoorbeeld Ethernet). Het leert de MAC-adressen op elk netwerk en stuurt frames alleen door naar het juiste segment, waardoor onnodig netwerkverkeer wordt voorkomen.
* Routing: Een router verbindt verschillende netwerken (LAN's, WAN's – Wide Area Networks, internet, enz.) die verschillende protocollen kunnen gebruiken. Het gebruikt IP-adressen om het beste pad te bepalen om pakketten over netwerken door te sturen.
Een router voert impliciet bridging uit bij het omgaan met meerdere subnetten op hetzelfde netwerksegment. In wezen slaat het een brug tussen deze subnetten, terwijl het ook routert tussen enorm verschillende netwerken buiten de directe verbindingen. Het verzorgt de op MAC-adressen gebaseerde overbrugging voor lokale subnetcommunicatie, terwijl IP-adressen worden gebruikt voor grotere netwerkrouteringsbeslissingen. |