| Het besturingssysteem (OS) beheert de geheugentoegang voor programma's in RAM. Meer specifiek de geheugenbeheereenheid (MMU) , een hardwarecomponent die nauw samenwerkt met het besturingssysteem, zorgt voor de vertaling en bescherming van het fysieke adres. Het besturingssysteem biedt de softwarelaag die samenwerkt met de MMU en deze bestuurt. Het gaat hierbij om taken als:
* Virtueel geheugen: Het in kaart brengen van de logische adressen van het programma (zoals gezien door het programma) aan fysieke adressen (werkelijke RAM-locaties). Hierdoor kunnen programma's meer geheugen gebruiken dan fysiek beschikbaar is en worden ze tegen elkaar beschermd.
* Pagina/segmentatie: Verdelen van geheugen in kleinere eenheden (pagina's of segmenten) voor efficiënt beheer en toewijzing.
* Geheugentoewijzing en toewijzing ongedaan maken: Indien nodig RAM-blokken toewijzen en vrijgeven aan lopende processen.
* Geheugenbeveiliging: Voorkomen dat het ene programma toegang krijgt tot de geheugenruimte van een ander programma, waardoor stabiliteit wordt gegarandeerd.
* Beheer van wisselruimte: Minder vaak gebruikte delen van programma's verplaatsen van RAM naar secundaire opslag (zoals een harde schijf) om RAM vrij te maken voor actieve processen.
Dus terwijl de MMU de fysieke acties uitvoert, is het besturingssysteem het brein achter de operatie, dat beslissingen neemt over wat er wordt geladen, waar het wordt geplaatst en hoe lang het in het RAM blijft. |