Een bridge gebruikt de Media Access Control (MAC)-adressen in de frames die hij ontvangt om te bepalen of deze moeten worden doorgestuurd. Elk netwerkapparaat heeft een uniek MAC-adres, een 48-bits nummer. Wanneer een bridge een frame ontvangt, controleert deze het MAC-adres van de bestemming in de frameheader. Als het bestemmings-MAC-adres niet het zijne is, stuurt de bridge het frame door via de juiste poort. Als het doel-MAC-adres zijn eigen adres is, negeert de bridge het frame.
Bridges gebruiken ook een doorstuurtabel om hen te helpen bij het nemen van doorstuurbeslissingen. Een doorstuurtabel is een lijst met MAC-adressen en de bijbehorende poorten waarnaar ze moeten worden doorgestuurd. Bridges leren over MAC-adressen en de bijbehorende poorten door naar het verkeer op het netwerk te luisteren. Wanneer een bridge een frame met een bepaald MAC-adres van de bestemming ziet, voegt hij dat MAC-adres en de poort waarop het is ontvangen toe aan de doorstuurtabel. Op deze manier weet de bridge waar in de toekomst frames met dat bestemmings-MAC-adres moeten worden doorgestuurd.
Bruggen zijn belangrijke apparaten om verschillende delen van een netwerk met elkaar te verbinden. Ze zorgen ervoor dat apparaten op verschillende netwerken met elkaar kunnen communiceren door frames tussen hen door te sturen. |