De vier basismethoden voor het maken van een beeldhouwwerk zijn:
1. Snijwerk - Het gaat om het verwijderen van materiaal uit een massief blok materiaal, zoals steen, hout of ijs, om een sculptuur te maken. Gereedschappen zoals beitels, gutsen en raspen worden gebruikt om het materiaal vorm te geven.
2. Modelleren - Het gaat om het toevoegen van materiaal, zoals klei, was of gips, om een beeldhouwwerk te maken. De kunstenaar bouwt de vorm op met zijn handen, gereedschap of mallen.
3. Casten - Betreft het gieten van een vloeibaar materiaal, zoals gesmolten metaal, gips of hars, in een mal om een sculptuur te maken. De mal kan van verschillende materialen worden gemaakt, zoals klei, gips of rubber.
4. Assemblage - Betreft het combineren van gevonden voorwerpen of materialen om een sculptuur te creëren. De kunstenaar selecteert, rangschikt en assembleert de objecten op een manier die een nieuwe en unieke vorm creëert. |