Hier zijn drie soorten apparaten die vaak worden aangetroffen in een computersysteem, samen met voorbeelden:
1. Input -apparaten:
* functie: Met deze apparaten kunnen gebruikers gegevens en instructies in de computer invoeren.
* Voorbeelden:
* toetsenbord: Gebruikt om tekst, cijfers en symbolen te typen.
* muis: Gebruikt voor het wijzen, selecteren en slepen van objecten op het scherm.
* touchscreen: A surface that responds to touch, allowing direct interaction with the computer.
* scanner: Converts physical documents or images into digital form.
* Microfoon: Captures audio input for recording or voice commands.
* webcam: Captures video for video conferencing or other applications.
* gamepad/joystick: Used for gaming control.
2. Uitvoerapparaten:
* functie: These devices display or present the processed information from the computer.
* Voorbeelden:
* monitor: Displays visual output, such as text, images, and videos.
* printer: Produceert harde kopieën van documenten en afbeeldingen.
* Sprekers: Output audio signals, such as music or system sounds.
* projector: Projects images onto a larger screen.
* hoofdtelefoons: Deliver audio output directly to the user's ears.
3. Opslagapparaten:
* functie: Deze apparaten slaan gegevens op voor langdurige toegang.
* Voorbeelden:
* Hard Disk Drive (HDD): Een mechanische aandrijving met spinnende schotels die gegevens magnetisch opslaan.
* Solid State Drive (SSD): Een sneller en duurzamer opslagapparaat dat flash -geheugen gebruikt om gegevens op te slaan.
* USB Flash Drive: Een draagbaar opslagapparaat dat via een USB -poort met een computer verbinding maakt.
* Cloudopslag: Gegevens opgeslagen op externe servers die via internet zijn toegankelijk.
* Optische schijven (CD/DVD/Blu-ray): Gebruik lasers om gegevens over optische schijven te lezen en te schrijven. |