De netwerklaag van het TCP/IP-model combineert in wezen de functies van twee lagen in het OSI-model:
* Laag 3 (netwerklaag): Dit is het meest directe equivalent. Beide verwerken logische adressering (IP-adressen in TCP/IP, netwerkadressen in OSI), routering en pakketfragmentatie/hermontage.
* Laag 2 (datalinklaag): Hoewel de Data Link Layer primair verantwoordelijk is voor fysieke adressering (MAC-adressen) en foutdetectie op linkniveau, draagt hij ook bij aan functies die *indirect* gerelateerd zijn aan wat de TCP/IP-netwerklaag doet. Concreet vinden sommige aspecten van fragmentatie en hermontage (zij het op een andere schaal en met verschillende mechanismen) plaats op deze laag. Bovendien ondersteunt enige foutcorrectie die op deze laag wordt uitgevoerd de betrouwbaarheid die impliciet wordt aangenomen door de hogere lagen die vertrouwen op de functionaliteit van de netwerklaag.
Daarom is de functionaliteit van de netwerklaag een combinatie van de kernfuncties van de OSI-netwerklaag en enkele ondersteunende aspecten van de OSI Data Link-laag. Het is belangrijk om te onthouden dat dit geen perfecte één-op-één mapping is; de lagen werken in detail verschillend, maar hun algemene doelstellingen vertonen enige overlap. |