De twee fundamentele aspecten bij het opzetten van een netwerk zijn:
1. Fysieke infrastructuur: Dit omvat de fysieke componenten waaruit het netwerk bestaat, inclusief bekabeling (bijvoorbeeld Ethernet-kabels, glasvezelkabels), netwerkapparaten (bijvoorbeeld routers, switches, hubs, modems) en de computers of andere apparaten die op het netwerk worden aangesloten. Dit is de "hardware" kant van het netwerk.
2. Logische infrastructuur (configuratie): Dit verwijst naar de software- en configuratie-instellingen die bepalen hoe het netwerk werkt. Dit omvat IP-adressen, subnetmaskers, routeringsprotocollen, netwerkbeveiligingsinstellingen (firewalls, toegangscontrolelijsten) en de algehele topologie van het netwerk (bijvoorbeeld ster, mesh, bus). Dit is de "software" en "regels" kant van het netwerk. |