De invoer in een stroomschema is geheel afhankelijk van het proces dat het stroomschema beschrijft. Er is geen enkel "voorbeeld", omdat de invoer enorm zal variëren. Hier zijn een paar voorbeelden die verschillende invoertypen illustreren:
Voorbeeld 1:De oppervlakte van een rechthoek berekenen
* Invoer: Twee cijfers die de lengte en breedte van een rechthoek vertegenwoordigen. Deze kunnen in het stroomdiagram worden weergegeven als:
* `Lengte` (een variabele met een numerieke waarde)
* `Breedte` (een variabele met een numerieke waarde)
Voorbeeld 2:Bepalen of een getal even of oneven is
* Invoer: Eén geheel getal. Dit kan worden weergegeven als:
* `Nummer` (een variabele met een geheel getal)
Voorbeeld 3:Klantbestelling verwerken
* Invoer: Het kan daarbij gaan om meerdere gegevenspunten, bijvoorbeeld uit een formulier of database:
* `KlantID` (een alfanumerieke identificatie)
* `OrderDate` (een datumwaarde)
* `ItemsOrdered` (een array of lijst met item-ID's en hoeveelheden)
* `Verzendadres` (een gestructureerd adres)
* `PaymentMethod` (een tekenreeks die de betalingsmethode vertegenwoordigt, bijvoorbeeld "Credit Card", "PayPal")
Voorbeeld 4:Gebruikersaanmelding controleren
* Invoer:
* `Gebruikersnaam` (een tekenreeks)
* `Wachtwoord` (een string)
Hoe invoer wordt weergegeven in een stroomdiagram
In een stroomdiagram wordt de invoer doorgaans weergegeven door een parallelogram vorm. In het parallellogram schrijft u een beschrijving van de invoer, zoals de namen van de variabelen hierboven. Pijlen tonen dan de gegevensstroom naar het proces dat in het stroomdiagram wordt beschreven.
Onthoud dat de sleutel is om duidelijk te definiëren welke gegevens uw proces nodig heeft *voordat* u begint met het tekenen van uw stroomdiagram. De invoer is het startpunt van uw algoritme. |