A processor , ook bekend als een centrale verwerkingseenheid (CPU) of microprocessor , is het elektronische brein van een computer. Het is een chip, een geïntegreerd circuit, dat de instructies van een computerprogramma uitvoert door basisrekenen, logische, controle- en invoer/uitvoer (I/O) -bewerkingen van de instructies uit te voeren.
Hier is een eenvoudige uitsplitsing:
* chip: Een klein stukje halfgeleidermateriaal, meestal silicium, waarop een geïntegreerd circuit is geëtst.
* geïntegreerd circuit: Een complex elektronisch circuit dat is geminiaturiseerd en op een enkele chip is opgenomen.
* processor/cpu: Een specifiek type geïntegreerd circuit dat fungeert als de centrale verwerkingseenheid van een computer.
Dit is wat een processor doet:
1. haalt instructies op: Het haalt instructies op uit het geheugen van de computer.
2. Decodert instructies: Het komt uit wat de instructie zegt dat het moet doen.
3. voert instructies uit: Het voert de bewerking uit, wat alles kan zijn, van het toevoegen van twee nummers tot het weergeven van een afbeelding op het scherm.
4. Beheert gegevensstroom: Het regelt de gegevensbeweging tussen de processor, het geheugen en andere componenten.
Sleutelcomponenten van een processor:
* Arithmetic Logic Unit (ALU): Voert rekenkundige en logische bewerkingen uit.
* Regelingseenheid (Cu): Ophaalt instructies uit het geheugen, decodeert ze en stuurt de werking van de ALU.
* registers: Kleine, snelle opslaglocaties met gegevens en instructies die door de processor worden gebruikt.
* Cache -geheugen: Een klein, snel geheugen dat vaak toegang heeft op gegevens en instructies om de verwerking te versnellen.
In wezen is de processor de kerncomponent waarmee een computer taken kan uitvoeren. Hoe sneller en krachtiger de processor, hoe sneller en efficiënter een computer kan werken. |