Hoewel het basisprincipe van een CRT-monitor (Cathode Ray Tube) hetzelfde bleef, waren er verschillende variaties die voornamelijk werden gecategoriseerd op basis van:
* Schermgrootte: CRT-monitoren waren er in een breed scala aan formaten, van kleine 9-inch modellen (vaak te vinden in embedded systemen) tot grote 21-inch (en zelfs grotere) monitoren voor desktopgebruik. De omvang had een directe invloed op de kosten en de fysieke omvang.
* Beeldverhouding: De meest voorkomende beeldverhoudingen waren 4:3 (vierkant) en 5:4 (iets breder). Breedbeeldverhoudingen zoals 16:9 kwamen minder vaak voor in CRT's voordat ze grotendeels werden vervangen door LCD's.
* Oplossing: De resolutie varieerde aanzienlijk, afhankelijk van de grootte en de puntafstand van de monitor. Hogere resoluties (meer pixels) betekenden scherpere beelden, maar vereisten ook een hogere bandbreedte en complexere schakelingen. Veel voorkomende resoluties waren 640x480, 800x600, 1024x768 en 1280x1024 voor 4:3-monitoren.
* Scanfrequentie (vernieuwingssnelheid): Deze bepaalde hoe vaak per seconde de elektronenbundel het scherm scande. Hogere vernieuwingsfrequenties (gemeten in Hz) verminderden flikkering en verbeterden de beeldkwaliteit, vooral belangrijk voor gebruikers die gevoelig zijn voor schermflikkering. Gangbare vernieuwingsfrequenties waren 60 Hz, 70 Hz, 75 Hz, 85 Hz en voor sommige modellen zelfs hoger. Dit was een cruciale factor bij het verminderen van oogvermoeidheid.
* Buistype: Hoewel het qua classificatie niet strikt verschillende *typen* CRT's waren, waren er verschillen in de technologie binnen de buis zelf:
* Schaduwmasker: Dit was het meest voorkomende type, waarbij een geperforeerde metalen plaat werd gebruikt om ervoor te zorgen dat de elektronenbundels de juiste fosforstippen op het scherm raakten. Verschillende schaduwmaskerontwerpen (bijvoorbeeld inline, delta) hadden invloed op de beeldkwaliteit (en de puntafstand).
* Apertuurrooster: Deze buizen boden over het algemeen een betere beeldkwaliteit (scherper en helderder) dan CRT's met schaduwmaskers, maar waren complexer en duurder om te vervaardigen. Ze werden vaak aangetroffen in professionele monitoren uit het hogere segment.
* Kleur: Terwijl bijna alle CRT's tegen het einde van hun levensduur in kleur waren, bevatten eerdere generaties monochrome (groene of oranje) CRT's voor eenvoudigere, op tekst gebaseerde toepassingen.
Samenvattend bestond er geen rigide classificatiesysteem voor CRT-monitortypen. In plaats daarvan kwamen de verschillen voort uit een reeks specificaties en interne technologieën die resulteerden in monitoren die geschikt waren voor verschillende toepassingen en budgetten. Het onderscheid ging meer over de specifieke kenmerken van hun mogelijkheden (resolutie, vernieuwingsfrequentie, schermgrootte, beeldverhouding) dan over afzonderlijke "typen". |