Tracks :Een diskette is verdeeld in concentrische cirkels die tracks worden genoemd. Zie ze als ringen rond een doelwit. Elke baan heeft langs de omtrek dezelfde opslagcapaciteit.
Sectoren :Sporen zijn verder onderverdeeld in kleinere wigvormige secties, sectoren genoemd. Zie ze als plakjes taart. Elke sector kan een specifieke hoeveelheid gegevens bevatten.
Op een diskette werken tracks en sectoren samen om gegevens logisch en efficiënt te ordenen. Sporen worden genummerd vanaf het buitenste spoor, terwijl sectoren worden genummerd vanaf de binnenste sector van elk spoor.
Het proces van het lezen of schrijven van gegevens naar een diskette omvat het bewegen van een lees-schrijfkop over de schijf om toegang te krijgen tot specifieke tracks en sectoren. De kop positioneert zichzelf boven een gewenst spoor en beweegt zich vervolgens tussen sectoren om informatie op te halen of op te slaan.
Door deze georganiseerde structuur van tracks en sectoren kunnen gegevens nauwkeurig worden opgeslagen en opgehaald op diskettes. Hiermee kunnen computers snel en efficiënt toegang krijgen tot specifieke gegevenssegmenten, waardoor verschillende bewerkingen mogelijk zijn, zoals bestandsbeheer, het laden van software en het openen van gegevensbestanden.
Floppy disks kunnen verschillende opnamedichtheden gebruiken, wat van invloed kan zijn op het aantal tracks en sectoren. Een diskette met hoge dichtheid kan bijvoorbeeld meer tracks en sectoren hebben dan een diskette met lage dichtheid, waardoor er meer opslagcapaciteit mogelijk is. |