Een volle harde schijf weegt meer dan een lege. De opslagcapaciteit van een harde schijf is gebaseerd op het aantal gegevensbits dat erop kan worden geschreven, en bits hebben een fysieke grootte. Magnetische harde schijven maken gebruik van een aantal zeer nauwkeurige fysica en magnetisme om deze gegevens in de kleinst mogelijke ruimte te verpakken, maar naarmate er meer gegevens worden geschreven, wordt er meer van deze ruimte gebruikt.
Eén bit kan twee waarden opslaan:1 en 0. Om dit te doen, gebruikt het natuurkundige principes om twee magnetische oriëntaties van een materiaal te definiëren. Dit magnetisme wordt geschreven naar kleine magnetische “korrels” op de schijf van de harde schijf, en deze korrel slaat de gegevens op. De schotel is echter opgedeeld in sectoren en tracks. Elke sector heeft ongeveer 512 bytes en wordt opgeslagen in een ring op de schotel. De lees-/schrijfkoppen voor de harde schijf, die in wezen elektromagneten zijn, kunnen dan over de schotel bewegen en de magnetische oriëntatie ervan veranderen. Elke track beslaat de volledige breedte van de schotel.
Terwijl u gegevens naar de harde schijf schrijft, verandert de magnetische oriëntatie van deze korrels in de sectoren, en daardoor zijn de algehele fysieke eigenschappen van de harde schijf veranderd. Het aantal geschreven bits is misschien verwaarloosbaar in termen van de grootte van de harde schijf zelf, maar het resulteert in een fysieke verandering in de magnetische eigenschappen van het materiaal, en dus in een verandering in gewicht. De verandering is echter zo klein dat het niet mogelijk is om het verschil te voelen of te meten tussen een harde schijf met een grote hoeveelheid gegevens erop en een harde schijf zonder.
De gewichtstoename is zo klein dat deze neerkomt op minder dan een miljardste gram per gigabyte aan data. Dat betekent dat je, om een verschil in het gewicht van een harde schijf te voelen, duizenden terabytes aan gegevens naar verschillende harde schijven moet schrijven. |