1. Onderschrift - Dialoogvensters hebben doorgaans een bijschrift dat de naam van het dialoogvenster weergeeft. Dit helpt de gebruiker het doel van het dialoogvenster te identificeren.
2. Lichaam - In de hoofdtekst van het dialoogvenster wordt de hoofdinhoud weergegeven. Dit kunnen tekst, invoervelden, knoppen en andere besturingselementen zijn.
3. Knoppen - Dialoogvensters hebben doorgaans een aantal knoppen, zoals "OK", "Annuleren", "Toepassen", "Help", enz. Met deze knoppen kan de gebruiker communiceren met het dialoogvenster en beslissingen nemen over wat hij moet doen.
4. Pictogrammen - Dialoogvensters gebruiken vaak pictogrammen om informatie over te brengen of om visuele aantrekkingskracht toe te voegen. Pictogrammen kunnen worden gebruikt om het type dialoogvenster, de ernst van een bericht aan te geven of om extra context te bieden.
5. Sneltoetsen - Sommige dialoogvensters bieden sneltoetsen waarmee de gebruiker snel toegang heeft tot bepaalde opties. Deze snelkoppelingen staan meestal onder aan het dialoogvenster vermeld. |