| In Linux dient een X Window-systeem (of gewoon X11, of simpelweg X) als windowing-systeem , een cruciaal onderdeel dat de grafische gebruikersinterface (GUI) beheert. Het primaire doel is om een basis te bieden waarop andere GUI-applicaties kunnen draaien. Zie het als de onderliggende infrastructuur die zorgt voor het weergeven van vensters, het beheren van invoerapparaten (toetsenbord, muis) en het coördineren van de interactie tussen applicaties en de hardware. Het biedt zelf niet de look en feel van de desktop; dat wordt afgehandeld door een *window manager* die *bovenop* X draait.
Concreet behandelt X het volgende:
* Grafiek weergeven: Het communiceert met de videokaart om vensters en hun inhoud op het scherm weer te geven.
* Invoerverwerking: Het beheert toetsenbord- en muisgebeurtenissen en levert deze aan de juiste toepassingen.
* Netwerken: Met X kunnen applicaties op een externe machine worden uitgevoerd en hun vensters op een lokale machine worden weergegeven (en omgekeerd), waardoor gebruikers via een netwerk verbinding kunnen maken met grafische desktops.
* Communicatie tussen processen: Het biedt een mechanisme waarmee verschillende toepassingen kunnen communiceren en bronnen kunnen delen.
In wezen levert X de ruwe bouwstenen voor een grafische interface, terwijl een vensterbeheerder (zoals GNOME, KDE, XFCE, etc.) de visuele stijl, vensterdecoraties en gebruiksvriendelijke functies toevoegt die we doorgaans associëren met een desktopomgeving. Zonder X zou je alleen een op tekst gebaseerde console-interface hebben. |