De status van een proces bevat verschillende informatie over de uitvoering ervan en de status binnen het besturingssysteem. Het omvat doorgaans het volgende:
1. Procesidentificatie (PID): Een unieke numerieke identificatie die door het besturingssysteem aan elk proces wordt toegewezen. Deze ID helpt processen te differentiëren en zorgt ervoor dat het besturingssysteem deze kan bijhouden.
2. Programmateller: Dit register bevat het geheugenadres van de volgende instructie die in het proces moet worden uitgevoerd.
3. CPU-registraties: Deze registers slaan tijdelijke gegevens en resultaten op die tijdens de berekening worden gebruikt. Ze omvatten registers voor algemene doeleinden, zoals accumulators en indexregisters, maar ook registers voor speciale doeleinden voor taken zoals programmacontrole en afhandeling van interrupts.
4. Geheugenbeheerinformatie: Dit omvat details zoals de geheugenadresruimte van het proces, geheugensegmenten, oproepinformatie en stapelaanwijzer.
5. Planningsinformatie: Deze sectie bevat gegevens met betrekking tot de planning van het proces, zoals de prioriteit, status (actief, wachtend, geblokkeerd, etc.), toegewezen tijdsegmenten en eventuele planningsbeperkingen of beleid dat op het proces wordt toegepast.
6. Bestandsbeschrijvingen: Deze vertegenwoordigen de geopende bestanden van het proces en geven aan hoe het proces samenwerkt met externe bestanden. Elke bestandsdescriptor bevat informatie zoals de bestandsnaam, de huidige bestandsverschuiving, toegangsrechten en het bestandstype.
7. Communicatie tussen processen (IPC): Deze sectie bevat gegevens met betrekking tot de manier waarop het proces communiceert met andere processen. Het kan informatie bevatten over gedeelde geheugensegmenten, berichtenwachtrijen, semaforen of andere gebruikte IPC-mechanismen.
8. Procesrechten: Dit deel van de processtatus specificeert het toegangsniveau en de machtigingen die aan het proces zijn verleend. Het bepaalt welke systeembronnen en bewerkingen het proces mag uitvoeren.
9. Boekhouding en statistieken: In deze sectie worden gegevens opgeslagen die verband houden met het brongebruik van het proces, zoals verbruikte CPU-tijd, gebruikt geheugen, uitgevoerde I/O-bewerkingen en statistieken over paginafouten en contextwisselingen.
10. Omgevingsvariabelen: Dit zijn sleutel-waardeparen die configuratie- en omgevingsgerelateerde informatie opslaan die relevant is voor het proces.
11. Standaard I/O: Details over de standaard invoer-, uitvoer- en foutstromen die door het proces worden gebruikt, worden opgeslagen in dit deel van de processtatus.
Door de processtatus te behouden en te beheren, kan het besturingssysteem de uitvoering van meerdere processen tegelijkertijd efficiënt beheren en controleren. |