1. Ontwikkel een uitgebreid validatieplan.
Het validatieplan moet de reikwijdte van de validatie definiëren, de specifieke testmethoden en criteria die moeten worden gebruikt, en de verantwoordelijkheden van de betrokken personen.
2. Gebruik een risicogebaseerde aanpak.
Het niveau van de validatie-inspanning moet gebaseerd zijn op het risico dat aan de software is verbonden. Software die wordt gebruikt in veiligheidskritische toepassingen moet bijvoorbeeld een strengere validatie ondergaan dan software die wordt gebruikt in niet-kritieke toepassingen.
3. Maak gebruik van onafhankelijke validatieteams.
Validatie moet worden uitgevoerd door een onafhankelijk team dat niet verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van de software. Dit helpt ervoor te zorgen dat het validatieproces objectief en grondig is.
4. Gebruik geautomatiseerde testtools.
Geautomatiseerde testtools kunnen helpen de tijd en kosten van validatietests te verminderen. Ze kunnen er ook voor zorgen dat de tests alomvattend en consistent zijn.
5. Voer regressietests uit.
Wanneer er wijzigingen in de software worden aangebracht, moeten regressietests worden uitgevoerd. Dit helpt ervoor te zorgen dat de wijzigingen geen nieuwe fouten hebben geïntroduceerd.
6. Documenteer het validatieproces.
Het validatieproces moet goed gedocumenteerd zijn, zodat het kan worden beoordeeld en gecontroleerd. Deze documentatie moet het validatieplan, de testresultaten en eventuele corrigerende maatregelen bevatten die zijn genomen.
7. Houd de software voortdurend in de gaten.
Software moet voortdurend worden gecontroleerd op fouten en kwetsbaarheden. Dit helpt ervoor te zorgen dat de software correct werkt en niet vatbaar is voor aanvallen. |