Er is niet één enkele term die cybercriminelen gebruiken om hun software te beschrijven. In plaats daarvan hangt de gebruikte term af van het specifieke type software en het doel ervan. Hier zijn enkele veel voorkomende voorbeelden:
* malware: Dit is een brede term die software omvat die is ontworpen om een computersysteem te schaden. Dit omvat:
* virussen: Zelfreplicerende programma's die zich van computer naar computer verspreiden.
* wormen: Vergelijkbaar met virussen, maar kan zich verspreiden zonder menselijke interactie.
* Trojaanse paarden: Programma's die legitiem lijken maar verborgen kwaadaardige code bevatten.
* spyware: Software die informatie over uw computergebruik bewaakt en verzamelt zonder uw toestemming.
* ransomware: Software die uw gegevens codeert en een losgeld vereist voor de decodering.
* adware: Software die ongewenste advertenties weergeeft.
* exploits: Programma's die profiteren van kwetsbaarheden in software om ongeautoriseerde toegang tot een systeem te krijgen.
* botnets: Netwerken van gecompromitteerde computers die worden bestuurd door een enkele aanvaller.
* phishing -kits: Vooraf gemaakte tools die het voor aanvallers gemakkelijk maken om phishing-websites te maken.
* rootkits: Software die zijn aanwezigheid op een computer verbergt en een aanvaller in staat stelt omhoudende toegang te behouden.
* Backdoors: Verborgen paden in een computersysteem waarmee aanvallers beveiligingsmaatregelen kunnen omzeilen.
Het is belangrijk op te merken dat de termen die door cybercriminelen worden gebruikt, voortdurend kunnen evolueren en mogelijk niet altijd hetzelfde zijn als de termen die door beveiligingsprofessionals worden gebruikt. |