Er is geen enkel stukje software waarop elke andere afhankelijk is. Het is complexer dan dat. Sommige softwarecomponenten zijn echter fundamenteel en worden veel gebruikt, waardoor de basis voor vele anderen wordt gevormd:
* besturingssystemen (OS): Dit zijn de kernsoftware die de hardware van een computer beheert en een platform biedt voor andere applicaties. Voorbeelden zijn Windows, MacOS, Linux en Android. Ze zijn essentieel voor bijna alle software om te functioneren.
* virtualisatiesoftware: Met deze software kunt u meerdere besturingssystemen of applicaties uitvoeren op een enkele fysieke computer, waardoor het gemakkelijker wordt om bronnen te beheren en verschillende applicaties te implementeren. Voorbeelden zijn VMware, VirtualBox en Parallels Desktop.
* kernel: Dit is de kern van een besturingssysteem dat geheugen, processen en randapparatuur beheert. Hoewel u er niet direct mee communiceert, is het cruciaal voor de functionaliteit van het hele systeem.
* bibliotheken: Dit zijn collecties van vooraf geschreven code die gemeenschappelijke functionaliteiten biedt die door verschillende toepassingen worden gebruikt. Voorbeelden zijn de C Standard Library, de Java Class Library en het .NET Framework.
* Systeemhulpprogramma's: Deze programma's beheren en onderhouden de hardware en software van de computer, inclusief taken zoals schijfbeheer, netwerkconnectiviteit en systeemupdates. Voorbeelden zijn schijfopruiming, taakbeheer en systeemmonitor.
Daarom gaat het niet om één stukje software, maar eerder een verzameling fundamentele softwarecomponenten die de basis vormen van een computersysteem en de werking van andere software mogelijk maken. |