U vergrendelt een getal (of een celverwijzing) in een Excel-formule met het dollarteken ($). Het dollarteken fungeert als absolute referentie.
* Een rij vergrendelen: Zet een `$` voor het rijnummer. '$A1' verwijst bijvoorbeeld altijd naar kolom A, maar het rijnummer verandert als u de formule naar beneden of naar boven kopieert.
* Een kolom vergrendelen: Zet een `$` vóór de kolomletter. 'A$1' verwijst bijvoorbeeld altijd naar rij 1, maar de kolomletter verandert als u de formule naar links of rechts kopieert.
* Zowel rij als kolom vergrendelen (absolute referentie): Plaats een `$` vóór zowel de kolomletter als het rijnummer. `$A$1` verwijst bijvoorbeeld *altijd* naar cel A1, ongeacht waar u de formule kopieert.
Voorbeeld:
Stel dat u het getal 10 in cel A1 heeft en dat u verschillende getallen in kolom B met 10 wilt vermenigvuldigen.
* Als u `=B1*10` in cel C1 typt en deze formule naar beneden sleept, wordt de formule in C2 `=B2*10`, C3 wordt `=B3*10` enzovoort. Dit is een *relatieve referentie*.
* Als u `=B1*$A$1` in cel C1 typt en deze formule naar beneden sleept, wordt de formule in C2 `=B2*$A$1`, C3 wordt `=B3*$A$1`, enzovoort. De verwijzing naar A1 is *absoluut* en blijft dus constant terwijl de verwijzing naar kolom B relatief verandert.
* Als u `=B1*A$1` in C1 typt en dit naar D1 sleept, wordt de formule in D1 `=C1*A$1`. De rijreferentie is absoluut (altijd rij 1), terwijl de kolomreferentie relatief is.
Door de `$`-tekens strategisch te plaatsen, bepaalt u welke delen van de celverwijzing vast blijven en welke delen veranderen wanneer de formule wordt gekopieerd. |