Er zijn drie typen FAT-bestandssystemen:
- FAT12: FAT12 staat voor File Allocation Table met 12 bits, was het eerste type FAT-bestandssysteem en wordt nog steeds gebruikt op zeer kleine opslagmedia met een lage capaciteit, zoals diskettes. Het gebruikt 12 bits per FAT-invoer, waardoor het maximale aantal ondersteunde clusters en bestanden op een FAT12-volume wordt beperkt. FAT12 ondersteunt een maximale partitiegrootte van 16 MB.
- FAT16: FAT16 of File Allocation Table met 16 bits is een geavanceerder FAT-bestandssysteem dat 16 bits per FAT-invoer gebruikt, waardoor grotere partitiegroottes en meer ondersteunde bestanden/clusters mogelijk zijn vergeleken met FAT12. FAT16 werd enorm populair in de jaren tachtig en negentig en werd vaak gebruikt op harde schijven, omdat het betere prestaties en meer opslagruimte bood dan FAT12. FAT16 ondersteunt een maximale partitiegrootte van 2 GB.
- FAT32: FAT32 of File Allocation Table met 32 bits is een aanzienlijke upgrade ten opzichte van FAT16 en is ontwikkeld om de beperkingen van zijn voorgangers aan te pakken. FAT32 gebruikt 32 bits per FAT-invoer, waardoor het maximale aantal ondersteunde bestanden/clusters dramatisch toeneemt en grotere partitiegroottes mogelijk zijn. FAT32 wordt tegenwoordig nog steeds vaak gebruikt op USB-flashstations, geheugenkaarten en oudere besturingssystemen. Het ondersteunt een maximale partitiegrootte van 2 TB, hoewel sommige implementaties een kleinere limiet kunnen hebben. |