Databases zijn gemaakt van verschillende kerncomponenten die samenwerken om informatie efficiënt op te slaan, te organiseren en op te halen:
1. Gegevens: Dit is het fundamentele element, de werkelijke informatie die in de database is opgeslagen. Gegevens kunnen op verschillende manieren worden georganiseerd, waaronder:
* Tabellen: Een gestructureerde manier om gegevens in rijen (records) en kolommen (velden) weer te geven.
* bestanden: Gebruikt voor het opslaan van ongestructureerde gegevens zoals afbeeldingen, video's of documenten.
* objecten: Een meer complexe structuur die complexe relaties en gegevenstypen mogelijk maakt (bijvoorbeeld in objectgeoriënteerde databases).
2. Schema: Dit definieert de structuur van de gegevens. Het geeft aan:
* Gegevenstypen: Het soort informatie dat in elke kolom is opgeslagen (bijv. Tekst, nummers, datums, booleans).
* relaties: Hoe verschillende tabellen of gegevensstructuren zijn aangesloten.
* beperkingen: Regels die zorgen voor gegevensintegriteit en consistentie (bijvoorbeeld unieke waarden, vereiste velden, buitenlandse sleutelrelaties).
3. Gegevensdefinitie taal (DDL): Een set opdrachten die worden gebruikt om het databaseschema te definiëren. Dit omvat het maken, wijzigen en verwijderen van tabellen, kolommen en andere databaseobjecten.
4. Gegevensmanipulatietaal (DML): Een set opdrachten voor het manipuleren van de gegevens in de database. Dit omvat het toevoegen, verwijderen, wijzigen en ophalen van gegevens (CRUD -bewerkingen).
5. Gegevensbeheersingstaal (DCL): Een set opdrachten die worden gebruikt om toegang en beveiliging voor de database te beheren. Hiermee kunt u machtigingen verlenen of intrekken, gebruikersrollen instellen en gegevensstoegang besturen.
6. Database Management System (DBMS): De software die de database beheert. Het biedt tools voor:
* Gegevensopslag en ophalen: Beheren hoe gegevens fysiek worden opgeslagen en toegankelijk worden.
* schemadefinitie en -beheer: Het databaseschema maken, wijzigen en verwijderen.
* Transactieverwerking: Zorgen voor gegevensintegriteit en consistentie tijdens complexe bewerkingen.
* Beveiliging en toegangscontrole: Controleren wie toegang heeft tot de gegevens en wat ze kunnen doen.
* back -up en herstel: Gegevens beschermen tegen verlies en ervoor zorgen dat deze kan worden hersteld.
7. Vraagtaal: Een taal die wordt gebruikt om te communiceren met de database. De meest voorkomende querytaal is SQL (gestructureerde querytaal).
In wezen zijn databases een combinatie van gegevens, structuur en software die samenwerken om informatie efficiënt te beheren en op te halen. |