Bestandscompressie in computernetwerken gebeurt bij de toepassingslaag .
Dit is waarom:
* Applicatielaag Focus: De applicatielaag is verantwoordelijk voor het leveren van services aan de gebruikers, inclusief dingen zoals bestandsoverdracht, e -mail en webbladeren. Bestandscompressie heeft rechtstreeks invloed op de verzonden inhoud, die op deze laag wordt afgehandeld.
* Gegevensmanipulatie: Compressie -algoritmen werken door de gegevens in het bestand zelf te analyseren en te manipuleren en de werkelijke inhoud te wijzigen.
* Protocol Onafhankelijkheid: Compressietechnieken kunnen op elk type gegevens worden toegepast, ongeacht de onderliggende netwerkprotocollen.
Voorbeelden van compressietechnieken die in de applicatielaag worden gebruikt:
* zip: Een veel gebruikt compressie -algoritme voor bestanden en mappen.
* gzip: Vaak gebruikt voor het comprimeren van webinhoud (zoals HTML-, CSS- en JavaScript -bestanden).
* leeglopen: Een combinatie van Huffman -codering en LZ77, gebruikt in veel toepassingen, waaronder GZIP- en PNG -afbeeldingen.
* BZIP2: Een hogere compressieverhouding dan GZIP, maar ook computationeel intensiever.
Belangrijke opmerking: Hoewel compressie voornamelijk op de toepassingslaag gebeurt, kunnen sommige netwerkprotocollen (zoals TCP) ook compressie gebruiken voor specifieke gegevensstructuren binnen hun communicatie. Dit is echter een ander type compressie gericht op protocolefficiëntie in plaats van bestandsinhoud. |