Een voorbeeld van een object in de informatica is een variabele. Een variabele is een container waarin een waarde wordt opgeslagen. De waarde van een variabele kan worden gewijzigd en een variabele kan op verschillende tijdstippen naar verschillende waarden verwijzen. Variabelen worden gebruikt om informatie op te slaan die een programma nodig heeft, zoals de score in een spel of de huidige positie van een object op het scherm.
Variabelen kunnen van verschillende typen zijn, zoals getallen, tekenreeksen en Booleaanse waarden. Het type van een variabele bepaalt welk soort waarden deze kan opslaan. Een getalvariabele kan bijvoorbeeld numerieke waarden opslaan, een stringvariabele kan tekst opslaan en een Booleaanse variabele kan waar of onwaar waarden opslaan.
Variabelen worden gedeclareerd met behulp van een trefwoord, zoals "int", "string" of "bool", gevolgd door de naam van de variabele. In het volgende voorbeeld ziet u hoe u een variabele met de naam 'score' declareert waarin een geheel getalwaarde wordt opgeslagen:
```
int-score;
```
De waarde van een variabele kan worden toegewezen met behulp van de toewijzingsoperator (=). De volgende instructie wijst bijvoorbeeld de waarde 10 toe aan de variabele 'score':
```
score =10;
```
De waarde van een variabele kan worden opgehaald met behulp van de variabelenaam. Met de volgende instructie wordt bijvoorbeeld de waarde van de variabele 'score' naar de console afgedrukt:
```
Console.WriteLine(score);
```
Variabelen vormen een essentieel onderdeel van programmeren en worden op allerlei manieren gebruikt om informatie op te slaan en te manipuleren. |