In Linux is een scheidingsteken een teken of reeks tekens die gegevens binnen een tekenreeks of bestand van elkaar scheidt. Het fungeert als een markering om het ene stukje informatie van het volgende te onderscheiden. Verschillende opdrachten en hulpmiddelen gebruiken verschillende scheidingstekens, afhankelijk van hun doel. Veel voorkomende voorbeelden zijn:
* Witruimte (spatie, tab, nieuwe regel): Dit is het meest voorkomende scheidingsteken, dat vaak standaard wordt gebruikt in opdrachten als `awk`, `cut` en shell-scripting. Als een regel bijvoorbeeld 'appel-banaan-oranje' bevat, scheidt de witruimte de vruchten.
* Komma (,): Wordt vaak gebruikt in CSV-bestanden (Comma Separated Values), waarbij elke komma de grens tussen velden markeert. Het commando `cut` kan worden gebruikt met de optie `-d,` om een komma als scheidingsteken op te geven.
* Kolon (:): Gebruikelijk in configuratiebestanden (bijvoorbeeld `/etc/passwd`) waar velden als gebruikersnaam, wachtwoord, UID, enz. worden gescheiden.
* Puntkomma (;): Wordt gebruikt om meerdere opdrachten op één regel in shellscripts te scheiden.
* Tabteken (`\t`): Vaak gebruikt in gegevensbestanden om kolommen netjes uit te lijnen.
* Aangepaste scheidingstekens: Met veel opdrachten kunt u vrijwel elk teken of elke tekenreeks als scheidingsteken opgeven. Dit is vooral handig bij het omgaan met gegevens met onregelmatige scheidingstekens. U kunt bijvoorbeeld een sluisteken (`|`) of een specifiek symbool zoals `#` als scheidingsteken gebruiken.
In wezen vertelt het scheidingsteken het programma of script *waar* een tekenreeks of regel in afzonderlijke stukken te splitsen voor verwerking. De keuze van het scheidingsteken hangt sterk af van het gegevensformaat en de hulpmiddelen die worden gebruikt om het te manipuleren. |