De verklaring "Accepteer alleen geheugensteuncodes voor programma-invoer?" is over het algemeen onwaar .
Dit is waarom:
* Mnemonic-codes worden voornamelijk gebruikt voor assembleertaal. Assembleertaal is een programmeertaal op laag niveau die voor mensen leesbare geheugensteuntjes gebruikt (bijvoorbeeld `MOV`, `ADD`, `SUB`) om machine-instructies weer te geven. Het is *niet* de enige manier om input te leveren aan een programma.
* Programma's accepteren een grote verscheidenheid aan invoerformaten:
* Talen op hoog niveau (bijvoorbeeld Python, Java, C++) :Deze talen accepteren invoer in verschillende vormen, zoals:
* Tekstuele invoer: Tekenreeksen, cijfers, tekens worden vaak gelezen via het toetsenbord, bestanden of netwerkverbindingen.
* Binaire invoer: Ruwe bytes, vaak gelezen uit bestanden (bijvoorbeeld afbeeldingen, audio, video, databases).
* Gestructureerde gegevens: Geformatteerde gegevens zoals JSON, XML, CSV of aangepaste formaten.
* Gebeurtenissen in de gebruikersinterface: Muisklikken, toetsenbordaanslagen, GUI-elementselecties.
* API-aanroepen: Gegevens en instructies ontvangen van andere programma's of diensten.
* Besturingssysteemopdrachten: Programma's worden vaak gestart met opdrachtregelargumenten (tekstuele invoer) of omgevingsvariabelen.
* Netwerkprotocollen: Programma's communiceren via netwerken met behulp van protocollen zoals HTTP, TCP en UDP, waarbij gestructureerde gegevensuitwisseling betrokken is.
* Uitvoering van machinecode: Terwijl *assemblagetaal* geheugensteuntjes gebruikt die vervolgens *geassembleerd* worden in machinecode (binair), worden programma's *uitgevoerd* als machinecode door de CPU. Machinecode zijn de daadwerkelijke binaire instructies die de processor begrijpt. Normaal gesproken *invoer* je machinecode niet rechtstreeks (hoewel dit technisch gezien wel mogelijk is in zeer gespecialiseerde contexten zoals het debuggen of het schrijven van bootloaders).
Samengevat: Programma's accepteren invoer in een groot aantal formaten, en geheugensteuntjes (gebruikt in assembleertaal) zijn slechts één, relatief ongebruikelijke, methode. Talen op hoog niveau maken voor de meeste invoerscenario's de noodzaak overbodig om rechtstreeks met geheugensteuntjes om te gaan. De *uitgevoerde* code van een programma is machinecode, geen geheugensteuntjes. |