Besturingssystemen zijn niet in één taal geschreven. Ze zijn doorgaans gebouwd met behulp van een combinatie van talen, die elk geschikt zijn voor verschillende taken. De meest voorkomende categorieën zijn onder meer:
* Assemblagetaal: Wordt gebruikt voor taken op laag niveau die directe interactie met hardware vereisen. Dit wordt vaak gebruikt voor de kerncomponenten van de kernel, apparaatstuurprogramma's en andere prestatiekritieke onderdelen.
* C en C++: Dit zijn zeer populaire keuzes voor het grootste deel van de besturingssysteemcode, omdat ze een balans bieden tussen prestaties en controle over hardwarebronnen. Veel besturingssysteemkernels en kernsysteemhulpprogramma's zijn geschreven in C of C++.
* Roest: Een nieuwere taal die steeds meer terrein wint, vooral voor systeemprogrammeertaken. Het legt de nadruk op geheugenveiligheid en gelijktijdigheid zonder de prestatie-inbreuken die vaak gepaard gaan met beheerde talen, waardoor het zeer geschikt is voor delen van het besturingssysteem die robuustheid en parallellisme nodig hebben.
* Andere talen: Besturingssystemen kunnen ook elementen bevatten die zijn geschreven in scripttalen (zoals Python of shell-scripting) voor administratieve taken, systeembeheertools of componenten op een hoger niveau. Sommigen gebruiken gespecialiseerde talen voor specifieke onderdelen, hoewel dit voor de kern minder gebruikelijk is.
Daarom is er niet één "taal", maar eerder een zorgvuldig geselecteerde mix om prestaties, stabiliteit en onderhoudbaarheid in verschillende delen van het besturingssysteem te bereiken. De specifieke mix varieert tussen verschillende besturingssystemen (zoals Windows, macOS, Linux, etc.). |