Er is geen enkele, universeel geaccepteerde term voor gecodeerde tekst in een computerprogramma. Hier zijn echter enkele termen die relevant zijn, afhankelijk van de context:
1. Encryption: Dit is de meest voorkomende en technisch nauwkeurige term als de gecodeerde tekst bedoeld is om geheim en onleesbaar te zijn zonder een sleutel. Encryptie -algoritmen gebruiken wiskundige formules om gewone tekst te transformeren in een onleesbare vorm genaamd CipherText.
2. Obfuscatie: Dit verwijst naar het moeilijk maken van code, maar niet noodzakelijkerwijs volledig onleesbaar. Het wordt vaak gebruikt om intellectueel eigendom te beschermen of reverse engineering moeilijker te maken.
3. Codering: Dit is een bredere term die verschillende manieren omvat om gegevens in een ander formaat weer te geven, waaronder klauteren. Voorbeelden zijn base64 -codering of URL -codering.
4. Randomisatie: Dit is een meer algemene term voor het onvoorspelbaar of gecodeerd maken van gegevens, maar zonder noodzakelijkerwijs te mikken op geheimhouding.
5. Verdwarmt: Dit is een meer informele term die kan worden gebruikt om tekst te beschrijven die is samengevoegd, maar niet noodzakelijkerwijs op een manier die veilig of gecodeerd is.
6. Cijfertekst: Dit is de specifieke term voor de gecodeerde uitvoer van een coderingsalgoritme.
De gebruikte specifieke term hangt af van de context en de specifieke techniek die wordt gebruikt om de tekst te klauteren. Het is belangrijk om het doel en de methode achter het klauteren te begrijpen om de juiste term te kiezen. |