Identifiers in C worden gebruikt om verschillende elementen in het programma te benoemen, zoals variabelen, functies, structuren, enz. Hier zijn enkele regels en richtlijnen voor identifiers in C:
- Een identificatie moet beginnen met een letter (A-Z of a-z) of een onderstrepingsteken (_).
- Volgende tekens kunnen letters, cijfers (0-9) of onderstrepingstekens zijn.
- C-ID's zijn hoofdlettergevoelig (wat betekent dat _x en _X verschillende ID's zijn).
- Trefwoorden (gereserveerde woorden in C zoals int, float, struct, enz.) mogen niet als identificatiegegevens worden gebruikt.
- Een ID mag niet langer zijn dan 31 tekens (hoewel de meeste compilers langere ID's ondersteunen, wordt het aanbevolen om binnen deze limiet te blijven voor compatibiliteit).
- Identifiers moeten een consistente en beschrijvende naamgevingsconventie volgen voor een betere leesbaarheid en begrip van de code.
- Vermijd het gebruik van speciale tekens of spaties in ID's, aangezien deze niet zijn toegestaan in C. |