Er worden verschillende dingen gebruikt om hosts met elkaar te verbinden, afhankelijk van de schaal en het type netwerk:
* Netwerkinterfacekaarten (NIC's): Dit zijn fysieke apparaten die in computers en andere hosts zijn geïnstalleerd en waarmee ze verbinding kunnen maken met een netwerk. Ze vertalen gegevens tussen het interne gegevensformaat van de host en het signaalformaat van het netwerk.
* Kabels: Deze fysieke verbindingen verzenden gegevens tussen hosts of tussen hosts en netwerkapparatuur. Voorbeelden hiervan zijn Ethernet-kabels (koper of glasvezel), coaxkabels en draadloze antennes.
* Netwerkschakelaars: Deze apparaten verbinden meerdere hosts binnen een lokaal netwerk (LAN) en sturen gegevens onderling door op basis van hun MAC-adressen. Ze verbeteren de netwerkprestaties in vergelijking met hubs door alleen gegevens naar de beoogde ontvanger te sturen.
* Routers: Deze apparaten verbinden verschillende netwerken (bijvoorbeeld een LAN met internet of verschillende LAN's met elkaar) en sturen datapakketten onderling door op basis van hun IP-adressen.
* Draadloze toegangspunten (WAP's): Met deze apparaten kunnen draadloze apparaten (zoals laptops en smartphones) verbinding maken met een bekabeld netwerk, waardoor Wi-Fi-connectiviteit ontstaat.
* Modems: Deze apparaten moduleren en demoduleren signalen om communicatie via een communicatiemedium zoals telefoonlijnen of kabeltelevisielijnen mogelijk te maken. Vaak gebruikt om een thuisnetwerk met internet te verbinden.
* Glasvezelkabels: Deze kabels gebruiken lichtsignalen om gegevens over lange afstanden met een hoge bandbreedte te verzenden. Wordt vaak gebruikt in backbone-netwerken en snelle internetverbindingen.
Kortom, de onderlinge verbinding van hosts omvat een combinatie van hardware (NIC's, kabels, switches, routers, WAP's, modems) en software (netwerkprotocollen en besturingssysteemconfiguraties) die samenwerken. |