U kunt niet op betrouwbare wijze bepalen of u een andere computer op het lokale netwerk *alleen* kunt bereiken met behulp van standaard netwerkopdrachten als de standaardgateway niet beschikbaar is. De reden is dat de standaardgateway doorgaans vereist is voor het routeren van verkeer buiten het lokale netwerk. Als deze niet werkt, zal uw machine waarschijnlijk denken dat de andere computer onbereikbaar is, zelfs als deze zich op hetzelfde lokale subnet bevindt.
Het commando `ping` (of `ping6` voor IPv6) zal vaak mislukken omdat het pad naar het doel, zelfs als het zich op hetzelfde LAN bevindt, afhankelijk is van netwerkrouteringstabellen die gebruik maken van de standaardgateway.
Om de bereikbaarheid op het *lokale* netwerk met een downgateway te bepalen, moet u:
1. Ken het IP-adres van het doelwit. U moet het IP-adres op het lokale netwerksubnet weten. Gebruik geen hostnaam; naamomzetting zal niet betrouwbaar werken als de gateway niet werkt, omdat DNS-resolutie voor externe DNS-servers vaak afhankelijk is van de gateway.
2. Gebruik `ping` rechtstreeks met het IP-adres van de andere computer.
Als de andere computer zich in hetzelfde subnet bevindt als uw computer, en beide netwerkinterfacekaarten (NIC's) de juiste IP-configuraties hebben (IP-adres, subnetmasker), kan `ping ` mogelijk slagen. Als dit lukt, betekent dit dat u de andere computer rechtstreeks via het lokale netwerk kunt bereiken, onafhankelijk van de gateway.
3. Controleer op netwerkverbindingsproblemen buiten de gateway . als het zelfs niet lukt om rechtstreeks naar het lokale netwerksubnet te pingen, is er iets anders aan de hand. Mogelijk hebt u een probleem met de lokale netwerkverbinding (kabel, switch, NIC).
Samengevat: `ping ` is het commando, maar succes is geen garantie voor algemene netwerkconnectiviteit - alleen voor directe connectiviteit *binnen* het lokale subnet. Als de `ping` mislukt, ligt het probleem niet *noodzakelijkerwijs* bij de gateway; het kan een probleem met de lokale netwerkverbinding zijn. |