Linux ondersteunt een breed scala aan netwerkprotocollen, die vrijwel elke standaard en vele gespecialiseerde standaarden omvatten. Het is onmogelijk om ze allemaal uitputtend op te sommen, maar hier is een overzicht per categorie, inclusief enkele van de meest voorkomende en belangrijke:
Netwerklaag (laag 3):
* IP (internetprotocol): De basis van internet. Linux ondersteunt native IPv4 en IPv6.
* IPsec (Internet Protocol-beveiliging): Biedt beveiliging voor IP-communicatie, inclusief authenticatie en codering.
* ICMP (Internet Control Message Protocol): Gebruikt voor netwerkdiagnostiek (ping, traceroute).
* IGMP (Internet Group Management Protocol): Beheert multicast-groeplidmaatschappen.
* RIP (Routing Information Protocol): Een afstandsvectorrouteringsprotocol. Nu minder gebruikelijk, maar nog steeds ondersteund.
* OSPF (eerst het kortste pad openen): Een link-state routeringsprotocol dat veel wordt gebruikt in grotere netwerken.
* BGP (Border Gateway Protocol): Het routeringsprotocol dat wordt gebruikt om verschillende autonome systemen op internet te verbinden.
* MPLS (Multiprotocol Label Switching): Een techniek voor het doorsturen van pakketten op basis van labels in plaats van IP-adressen.
Transportlaag (laag 4):
* TCP (Transmission Control Protocol): Een verbindingsgericht protocol dat betrouwbare gegevensoverdracht mogelijk maakt.
* UDP (User Datagram Protocol): Een verbindingsloos protocol dat snellere maar minder betrouwbare gegevensoverdracht biedt.
* SCTP (Stream Control Transmission Protocol): Een nieuwer protocol dat functies van zowel TCP als UDP biedt.
Applicatielaag (laag 7 en hoger): Linux ondersteunt een enorm aantal protocollen op applicatieniveau, waaronder:
* HTTP (Hypertext Transfer Protocol): Gebruikt voor surfen op het web.
* HTTPS (HTTP-beveiligd): HTTP met encryptie.
* FTP (File Transfer Protocol): Voor het overbrengen van bestanden.
* SMTP (Simple Mail Transfer Protocol): Voor het verzenden van e-mail.
* POP3 (Post Office Protocol versie 3): Voor het ontvangen van e-mail.
* IMAP (Internet Message Access Protocol): Voor toegang tot e-mail.
* DNS (Domain Name System): Vertaalt domeinnamen naar IP-adressen.
* SSH (Secure Shell): Voor veilig inloggen op afstand en bestandsoverdracht.
* Telnet: (Over het algemeen afgeraden vanwege gebrek aan beveiliging) Protocol voor inloggen op afstand.
* SNMP (Simple Network Management Protocol): Voor netwerkbewaking.
* DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol): Voor het automatisch toewijzen van IP-adressen.
* NTP (Netwerktijdprotocol): Voor het synchroniseren van systeemklokken.
* RDP (Remote Desktop Protocol): Voor externe bureaubladtoegang (vereist vaak extra pakketten).
* SMB/CIFS (Server Message Block/Common Internet File System): Voor het delen van bestanden en printers.
Andere opmerkelijke protocollen en functies:
* Tunnelprotocollen: Zoals VPN-protocollen (Virtual Private Network) zoals OpenVPN, WireGuard en IPsec.
* Netwerkbestandssystemen (NFS): Voor het delen van bestanden via een netwerk.
* Bluetooth: Voor draadloze communicatie op korte afstand.
* Wi-Fi: Voor draadloos netwerken.
Dit is geen uitputtende lijst, maar vertegenwoordigt een aanzienlijk deel van de netwerkprotocollen die door Linux worden ondersteund. De specifieke beschikbare protocollen zijn afhankelijk van de Linux-distributie en de geïnstalleerde pakketten. Veel protocollen vereisen dat specifieke kernelmodules of gebruikersruimtetoepassingen functioneren. |