Netwerkconfiguratie-informatie
Netwerkconfiguratie-informatie wordt doorgaans op verschillende locaties opgeslagen, waaronder:
- Het Windows-register :Het Windows-register slaat allerlei netwerkconfiguratiegegevens op, waaronder de naam van de computer, het IP-adres en het subnetmasker.
- De map Netwerkverbindingen :de map Netwerkverbindingen bevat snelkoppelingen naar alle netwerkverbindingen die op de computer zijn gemaakt. Elke snelkoppeling bevat informatie over de verbinding, waaronder de verbindingsnaam, het type verbinding en het IP-adres.
- Het ipconfig-commando :De opdracht ipconfig kan worden gebruikt om allerlei netwerkconfiguratie-informatie weer te geven, waaronder de naam van de computer, het IP-adres en het subnetmasker.
- Het netstat-commando :De opdracht netstat kan worden gebruikt om informatie weer te geven over de huidige netwerkverbindingen, inclusief de bron- en bestemmings-IP-adressen, de poortnummers en de status van de verbinding.
- Het nslookup-commando :De opdracht nslookup kan worden gebruikt om DNS-servers te vragen naar informatie over domeinnamen en IP-adressen.
Beheerders kunnen deze informatie gebruiken om netwerkproblemen op te lossen door verkeerde configuraties of verbindingsproblemen te identificeren. Als een computer bijvoorbeeld geen verbinding kan maken met het netwerk, kan de beheerder de opdracht ipconfig gebruiken om te controleren of het IP-adres en het subnetmasker van de computer correct zijn. Als het IP-adres onjuist is, kan de beheerder dit wijzigen via het Windows-register of de map Netwerkverbindingen.
Beheerders kunnen deze informatie ook gebruiken om complexere netwerkproblemen op te lossen, zoals routerings- of firewallproblemen. Als een computer bijvoorbeeld geen toegang kan krijgen tot een website, kan de beheerder de opdracht netstat gebruiken om de bron- en bestemmings-IP-adressen van het verkeer te identificeren. Deze informatie kan vervolgens worden gebruikt om de route van het verkeer te traceren en eventuele problemen te identificeren. |