Bij netwerken verwijst een medium naar het fysieke middel of pad waarlangs gegevens tussen apparaten in een netwerk worden verzonden. Het dient als kanaal voor datacommunicatie en kan verschillende vormen aannemen, waaronder:
1. Bekabelde media:
- Twisted Pair-kabel:bestaat uit twee geïsoleerde koperdraden die in elkaar zijn gedraaid. Wordt veel gebruikt in telefoonnetwerken en lokale netwerken (LAN's).
- Coaxkabel:Een enkele koperen geleider omgeven door een isolatielaag en een geleidend schild. Biedt een hogere bandbreedte dan twisted pair-kabels.
- Glasvezelkabel:maakt gebruik van glas- of plastic vezels om gegevens te verzenden met behulp van lichtsignalen. Biedt een hoge bandbreedte en weinig interferentie, waardoor het geschikt is voor langeafstands- en hogesnelheidscommunicatie.
2. Draadloze media:
- Radiogolven:gegevens worden verzonden via radiogolven, waardoor draadloze communicatie tussen apparaten mogelijk is. Voorbeelden hiervan zijn Wi-Fi, mobiele netwerken en Bluetooth.
- Microgolven:hoogfrequente radiogolven die worden gebruikt voor point-to-point-communicatie op korte afstand. Vaak gebruikt in magnetrons en satellietcommunicatie.
- Infrarood (IR):verzendt gegevens met behulp van infraroodlichtgolven over korte afstanden. Gebruikt in apparaten zoals afstandsbedieningen van tv's, infraroodsensoren en bepaalde draadloze communicatiesystemen.
3. Fysieke media:
- Vrije ruimte:In sommige gevallen vindt datatransmissie plaats via lege ruimte zonder het gebruik van fysieke kabels of draden. Dit is gebruikelijk bij satellietcommunicatie, waarbij gegevens worden verzonden met behulp van elektromagnetische golven door het vacuüm van de ruimte.
De keuze van het medium in netwerken hangt af van factoren zoals afstand, vereiste bandbreedte, interferentie, kosten en veiligheid. Elk medium heeft zijn eigen kenmerken, sterke punten en beperkingen die bepalend zijn voor de geschiktheid ervan voor verschillende netwerktoepassingen. |