Het netwerklaagprobleem dat wordt vermeden of verminderd door consistente end-to-end-adressering te gebruiken, is de kans op datagramlooping.
Datagrammen kunnen in een lus worden geplaatst wanneer ze van het ene netwerk naar het andere worden verzonden en vervolgens weer terug naar het oorspronkelijke netwerk. Dit kan gebeuren omdat verschillende netwerken verschillende adresseringsschema's kunnen gebruiken, en routers mogelijk niet in staat zijn het bestemmingsadres van een datagram correct te identificeren.
Wanneer consistente end-to-end-adressering wordt gebruikt, gebruiken alle netwerken hetzelfde adresseringsschema en kunnen routers het bestemmingsadres van een datagram correct identificeren. Dit vermindert het risico op datagramlussen en zorgt ervoor dat datagrammen op de beoogde bestemming worden afgeleverd. |