Eerste generatie computers beschikten niet over netwerkmogelijkheden in de moderne zin van het woord. Het waren vaak grote, dure mainframecomputers die werden gebruikt voor wetenschappelijke en zakelijke berekeningen, en ze communiceerden met elkaar via eenvoudige point-to-point-verbindingen of batchverwerking.
Er waren echter enkele vroege vormen van netwerken die in de jaren vijftig en zestig werden ontwikkeld. Deze omvatten:
* Taakinvoer op afstand (RJE) :Hierdoor konden gebruikers vanaf een externe terminal taken naar een centrale computer verzenden. De terminal codeerde de taak in ponskaarten of magneetband, die vervolgens via een speciale communicatielijn naar de centrale computer werd gestuurd.
* Timesharing: Hierdoor hadden meerdere gebruikers tegelijkertijd toegang tot dezelfde computer. Elke gebruiker zou een terminal hebben die op de computer was aangesloten en die in realtime met de computer kon communiceren.
* Datacommunicatienetwerken: Deze netwerken werden gebruikt om verschillende computers en randapparatuur met elkaar te verbinden, waardoor ze gegevens en bronnen konden delen.
Deze vroege netwerktechnologieën vormden de basis voor de ontwikkeling van moderne computernetwerken. |