Om een apparaatstuurprogramma in de kernelmodus voor Windows NT te ontwikkelen, kunt u deze stappen volgen:
Stel uw ontwikkelomgeving in:
Installeer de Windows Driver Kit (WDK) en Visual Studio.
Maak een nieuw stuurprogrammaproject:
Open Visual Studio en maak een nieuw project.
Selecteer het projecttype "Windows Driver" en kies het juiste drivertype.
Configureer het project:
Pas projectinstellingen aan, zoals doelplatform, architectuur en drivernaam.
Schrijf de stuurprogrammacode:
Gebruik C of C++ om de broncode voor uw kernelmodusstuurprogramma te schrijven.
Implementeer essentiële stuurprogrammacomponenten zoals verzendroutines en interrupthandlers.
Compileer het stuurprogramma:
Gebruik de WDK-bouwomgeving of Visual Studio om uw stuurprogrammacode te compileren.
Test het stuurprogramma:
Gebruik de Windows Driver Kit-tools zoals Windbg, Driver Verifier en Device Manager om uw stuurprogramma te testen en fouten op te sporen.
Teken de chauffeur:
Onderteken uw stuurprogramma digitaal met een code-ondertekeningscertificaat om installatie op productiesystemen mogelijk te maken.
Installeer het stuurprogramma:
Gebruik Apparaatbeheer of opdrachtregelprogramma's zoals PnPUtil of DevCon om uw stuurprogramma te installeren.
Dit algemene overzicht van het proces van het maken van apparaatstuurprogramma's in de kernelmodus. Het is belangrijk om een goed begrip te hebben van de interne onderdelen van Windows, systeemprogrammeringsconcepten en best practices voor de ontwikkeling van apparaatstuurprogramma's om met succes een apparaatstuurprogramma voor Windows NT-kernelmodus te ontwikkelen en te implementeren. |