Traceroute (ook bekend als tracert in Windows) is een netwerkhulpprogramma dat het pad bepaalt dat pakketten over het internet of een particulier netwerk volgen met behulp van Internet Control Message Protocol (ICMP) Echo Request- en Echo Reply-berichten. Traceroute helpt bij het vaststellen waar potentiële netwerkproblemen, zoals latentie, pakketverlies of congestie, kunnen optreden langs het pad tussen twee netwerkapparaten.
Het algemene concept van hoe traceroute ICMP ECHO-verzoeken gebruikt voor padtracering is als volgt:
1. Traceroute begint met het verzenden van een ICMP ECHO-verzoekbericht met een lage Time-to-Live (TTL)-waarde, doorgaans beginnend bij 1. Het TTL-veld in een IP-pakket geeft aan hoeveel netwerkapparaten (routers of switches) het pakket kan passeren door voordat het wordt weggegooid.
2. Het ICMP ECHO-verzoek wordt verzonden naar het bestemmings-IP-adres waarnaar de gebruiker de route wil traceren.
3. Elk netwerkapparaat dat onderweg het ICMP ECHO-verzoek ontvangt, verlaagt de TTL-waarde met 1. Als de TTL 0 bereikt voordat het pakket zijn bestemming bereikt, stuurt het apparaat een ICMP Time Exceeded-bericht terug, inclusief het originele pakket.
4. Traceroute ontvangt de ICMP Time Exceeded-berichten en haalt het IP-adres en andere relevante informatie op van de netwerkapparaten die hebben gereageerd. Deze informatie wordt gebruikt om het pad van de pakketten te bepalen.
5. Traceroute blijft ICMP ECHO-verzoeken verzenden met geleidelijk toenemende TTL-waarden totdat het bestemmings-IP-adres is bereikt, of totdat een maximale TTL-waarde is bereikt. Hierdoor kan traceroute de volledige route identificeren die de pakketten afleggen.
Door de antwoorden te analyseren die worden ontvangen van de netwerkapparaten langs het pad, kan traceroute een lijst weergeven met tussenliggende hops (netwerkapparaten) die de pakketten doorlopen, samen met de tijd die nodig is voor elke hop en eventueel pakketverlies. Deze informatie helpt netwerkbeheerders en gebruikers bij het oplossen van netwerkverbindingsproblemen, het identificeren van latentiepunten en het bepalen van het beste pad tussen twee knooppunten in een netwerk.
Het is vermeldenswaard dat hoewel traceroute voornamelijk ICMP ECHO-verzoeken gebruikt, sommige versies ook andere protocollen kunnen gebruiken, zoals User Datagram Protocol (UDP) of Transmission Control Protocol (TCP), voor het traceren van paden. Bovendien kan de opdracht tracert op Windows-systemen standaard TCP gebruiken in plaats van ICMP. |