Er zijn verschillende Linux-opdrachten om IP-adressen weer te geven, afhankelijk van wat voor soort IP-adres je wilt (IPv4, IPv6, interface-specifiek, enz.):
* `ip adres` of `ip a`: Dit is de meest uitgebreide opdracht. Het toont alle netwerkinterfaces en de bijbehorende IP-adressen, samen met andere interfacedetails (bijvoorbeeld MAC-adres, subnetmasker). Om alleen IPv4-adressen weer te geven, kunt u `ip -4 addr` gebruiken. Voor IPv6 gebruikt u `ip -6 addr`.
* `ifconfig`: Dit is een ouder commando dat nog steeds op veel systemen beschikbaar is, maar 'ip addr' heeft nu over het algemeen de voorkeur omdat het krachtiger en gestandaardiseerd is. `ifconfig` toont vergelijkbare informatie als `ip addr`.
* `hostnaam -I`: Met deze opdracht worden alleen de IP-adressen weergegeven die aan de hostnaam van het systeem zijn gekoppeld. Het toont doorgaans IPv4-adressen; voor IPv6 heeft u mogelijk `hostnaam -I6` nodig.
Welk commando het "beste" is, hangt af van welke informatie je nodig hebt. Voor de meeste gevallen is `ip addr` de aanbevolen aanpak vanwege de duidelijkheid en uitgebreide uitvoer. |