Het Internet Protocol (IP) is vergelijkbaar met de postdienst:het zorgt voor de adressering en bezorging van pakketten (brieven) via het netwerk. IP garandeert echter geen levering, bestelling of foutloze verzending. Dat is waar het Transmission Control Protocol (TCP) in beeld komt.
De rol van TCP is het bieden van een betrouwbare, geordende en op fouten gecontroleerde levering van gegevens bovenop IP. Beschouw TCP als een koeriersdienst die ervoor zorgt dat uw pakket veilig en compleet aankomt. Dit gebeurt door:
* Segmentatie en hermontage: TCP splitst grote datastromen op in kleinere pakketten, voegt headers met sequentie-informatie toe en voegt deze in de juiste volgorde op de bestemming samen.
* Foutcontrole: TCP gebruikt controlesommen om fouten tijdens de verzending op te sporen. Als een pakket beschadigd raakt of verloren gaat, vraagt TCP om hertransmissie.
* Stroomcontrole: TCP voorkomt dat een snelle afzender een langzame ontvanger overweldigt door de transmissiesnelheid dynamisch aan te passen. Het zorgt ervoor dat de ontvanger de binnenkomende gegevens kan verwerken zonder pakketten te verliezen.
* Verbindingsbeheer: TCP brengt vóór de gegevensoverdracht een verbinding tot stand tussen zender en ontvanger (een "drieweghandshake") en verbreekt de verbinding daarna netjes. Dit zorgt ervoor dat beide uiteinden gereed zijn voor communicatie en dat er geen gegevens verloren gaan wanneer de verbinding wordt beëindigd.
Kortom, IP biedt de adresserings- en routeringsmechanismen om datapakketten *naar* een bestemming te krijgen, terwijl TCP ervoor zorgt dat de gegevens *correct en volledig* aankomen. Ze werken samen; TCP vertrouwt op IP voor het onderliggende netwerktransport, maar voegt daar de cruciale betrouwbaarheidskenmerken aan toe die veel applicaties nodig hebben. Het is een partnerschap:IP levert, TCP zorgt ervoor dat het goed wordt afgeleverd. |