Wanneer twee apparaten op hetzelfde subnet communiceren, is het proces relatief eenvoudig omdat ze geen router nodig hebben om het verkeer tussen hen door te sturen. Hier is een overzicht:
1. Gegevensinkapseling: Het verzendende apparaat bereidt de gegevens voor die het wil verzenden en verpakt deze in netwerkpakketten. Dit omvat het toevoegen van bron- en bestemmings-IP-adressen (beide op hetzelfde subnet), samen met andere headerinformatie die cruciaal is voor routering en foutcorrectie.
2. Laag 2-adressering (MAC-adressen): Het verzendende apparaat gebruikt zijn eigen MAC-adres als bron-MAC-adres. Vervolgens moet het MAC-adres van het doelapparaat worden gevonden. Dit gebeurt meestal via het Address Resolution Protocol (ARP) . Het ARP-verzoek zendt een vraag uit op het subnet met de vraag "Wie heeft dit IP-adres?" Het doelapparaat antwoordt met zijn MAC-adres.
3. Directe verzending: Zodra het verzendende apparaat het MAC-adres van de bestemming kent, verzendt het het datapakket rechtstreeks over het netwerk. Deze transmissie wordt afgehandeld op de datalinklaag (laag 2) met behulp van het fysieke medium (bijvoorbeeld Ethernet-kabels, Wi-Fi). De gegevens reizen rechtstreeks naar het bestemmingsapparaat, zonder dat er tussenliggende routeringsapparaten bij betrokken zijn.
4. Decapsulatie van gegevens: Het ontvangende apparaat ontvangt het pakket, controleert de headerinformatie (inclusief de IP- en MAC-adressen van de bestemming om er zeker van te zijn dat deze daarvoor bedoeld zijn) en ontkapselt de gegevens om de payload te extraheren en deze dienovereenkomstig te verwerken.
5. Bevestiging (optioneel): Bij veel protocollen stuurt het ontvangende apparaat een bevestiging (ACK) terug naar de afzender, waarmee de succesvolle ontvangst van de gegevens wordt bevestigd. Dit zorgt voor betrouwbare communicatie.
Kortom, communicatie op hetzelfde subnet omvat directe communicatie tussen apparaten met behulp van hun MAC-adressen op Laag 2, geleid door IP-adressen op Laag 3 (voor een juiste adressering en routering als een apparaat *op* het subnet buiten het subnet wil communiceren). Dit is aanzienlijk sneller en efficiënter dan communicatie waarbij routering over meerdere subnetten vereist is. |