.NET is niet exclusief voor Microsoft-besturingssystemen. Hoewel het door Microsoft is ontwikkeld, is .NET open-source en platformonafhankelijk, wat betekent dat het op verschillende besturingssystemen kan draaien, waaronder Windows, macOS en Linux.
Met de introductie van .NET Core in 2016 heeft Microsoft .NET draagbaarder en platformonafhankelijker gemaakt. .NET Core is een subset van het .NET Framework dat essentiële bibliotheken en runtime-componenten bevat. Het biedt ook compatibiliteit voor het uitvoeren van .NET-applicaties op Linux en macOS.
Om deze platformonafhankelijke compatibiliteit te bereiken, heeft Microsoft een runtime ontwikkeld met de naam Mono. Mono is een open-sourceimplementatie van het .NET Framework waarmee ontwikkelaars .NET-applicaties op andere platforms dan Windows kunnen uitvoeren. Door gebruik te maken van Mono kunnen .NET-applicaties worden uitgevoerd op een breed scala aan apparaten, waaronder IoT-apparaten, embedded systemen en mobiele platforms zoals iOS en Android.
Bovendien hebben .NET-ontwikkelaars toegang tot tools zoals Visual Studio Code en de .NET SDK, die platformonafhankelijke ondersteuning bieden en hen in staat stellen .NET-applicaties te bouwen, debuggen en uit te voeren op het besturingssysteem van hun voorkeur.
Daarom is het, in tegenstelling tot het idee dat .NET alleen bruikbaar is op Microsoft-besturingssystemen, nu een echte platformonafhankelijke technologie, die ontwikkelaars in staat stelt applicaties te maken die op verschillende platforms en apparaten draaien. |