Om een eenvoudig lokaal netwerk (LAN) te bouwen, hebt u het volgende nodig:
1. Netwerkinterfacekaarten (NIC's) voor elke computer – Dit zijn de apparaten waarmee computers via het netwerk met elkaar kunnen communiceren.
2. Ethernetkabels om de computers met elkaar te verbinden in het LAN – Dit zijn doorgaans RJ-45-connectoren, vergelijkbaar met telefoonkabels.
3. Een router of switch – Met dit apparaat kunnen meerdere computers verbinding maken met hetzelfde netwerk en een internetverbinding delen. Met een router kunt u ook via een modem verbinding maken met internet.
4. Een modem (als u van plan bent verbinding te maken met internet) – Dit apparaat verbindt uw netwerk met uw internetprovider (ISP) en stelt u in staat gegevens via internet te verzenden en ontvangen.
5. Kabels – Ethernet-kabels worden gebruikt om de computers op de router of switch aan te sluiten.
6. Software – Het besturingssysteem op elke computer moet netwerkmogelijkheden hebben. Windows en macOS worden beide geleverd met ingebouwde netwerkondersteuning.
Hier zijn de stappen voor het bouwen van een LAN:
1. Plan uw netwerk. Neem voordat u begint de tijd om uw netwerk te plannen. Hiermee kunt u bepalen hoeveel NIC's, Ethernet-kabels en andere hardware u nodig heeft.
2. Installeer NIC's op uw computers. Als uw computers nog geen NIC's hebben, moet u deze aanschaffen en installeren. NIC's worden doorgaans geïnstalleerd in de uitbreidingssleuf van het moederbord van de computer.
3. Verbind de computers met de router of switch. Gebruik Ethernet-kabels om de netwerkkaarten in uw computers aan te sluiten op de poorten van de router of switch.
4. Configureer de router of switch. De router of switch moet zo worden geconfigureerd dat computers met elkaar kunnen communiceren op het netwerk. Hieronder volgen enkele basisstappen die u mogelijk moet nemen om de router of switch te configureren:
- Stel het IP-adres van de router of switch in.
- Stel het subnetmasker van het netwerk in.
- Schakel DHCP in als u wilt dat de router of switch automatisch IP-adressen toewijst aan de computers in het netwerk.
5. Configureer de computers. Elke computer in het netwerk moet zo worden geconfigureerd dat deze met de andere computers kan communiceren. Hieronder volgen enkele basisstappen die u mogelijk moet uitvoeren om de computers te configureren:
- Stel het IP-adres van elke computer in.
- Stel het subnetmasker van de computer in.
- Stel voor elke computer de standaardgateway in (het IP-adres van de router of switch).
6. Test uw netwerk. Nadat u uw router of switch en uw computers heeft geconfigureerd, test u het netwerk om er zeker van te zijn dat alle computers met elkaar kunnen communiceren. |