Het Tracert -programma gebruikt de Time to Live (TTL) Veld in de IP -header om de routers in het pad naar een bestemming te bepalen.
Hier is hoe het werkt:
1. Instelling van de TTL: Tracert begint met het verzenden van een ICMP -pakket (Internet Control Message Protocol) met een TTL -waarde van 1.
2. Router -acties: Terwijl het pakket over het netwerk reist, verlaagt elke router de TTL -waarde met 1. Wanneer de TTL 0 bereikt, schijdt de router het pakket weg en verzendt een ICMP -tijd het bericht terug naar de bron.
3. Identificerende routers: Tracert ontvangt de ICMP -tijd overtrof het bericht, dat het IP -adres van de router bevat die het pakket heeft weggegooid. Dit identificeert de eerste router in het pad.
4. het verhogen van de TTL: Tracert verzendt vervolgens een ander ICMP -pakket, maar deze keer met een TTL van 2. Dit proces gaat door, waardoor de TTL -waarde wordt verhoogd voor elk verzonden pakket.
5. Eindbestemming: Wanneer de TTL een waarde hoog genoeg bereikt voor het pakket om de bestemming te bereiken, verzendt de uiteindelijke router geen ICMP -tijd overtroffen bericht. In plaats daarvan reageert de bestemmingshost met een ICMP -bestemming onbereikbaar bericht.
Door de ICMP -reacties bij elke TTL -toename te analyseren, kan TraCert de IP -adressen van alle routers in het pad van de bron naar de bestemming bepalen. |