Hier zijn de drie elementen die u moet gebruiken bij het configureren van een routerinterface voor VLAN -trunking:
1. Inkapselingstype: Dit bepaalt hoe de VLAN -tagging -informatie wordt gedragen binnen het netwerkverkeer. De meest voorkomende typen zijn:
* 802.1q: Het industriestandaard inkapselingstype dat wordt gebruikt door de meeste moderne netwerkapparatuur.
* ISL (inter-schakelaarlink): Een ouder Cisco Proprietary Protocol dat over het algemeen niet meer wordt gebruikt.
2. Native Vlan: Deze VLAN is niet gegaan op de kofferbakpoort. De native VLAN is essentieel voor interoperabiliteit met apparaten die geen VLAN -tagging ondersteunen, omdat ze zonder enige tag het verkeer in dit VLAN zullen verzenden en ontvangen.
3. toegestane VLAN's: Dit definieert welke VLAN's door de kofferbakpoort mogen passeren. U kunt individuele VLAN's of reeksen VLAN's opgeven.
Aanvullende overwegingen:
* Trunk -modus: Sommige routers hebben een expliciete opdracht "trunk" of instelling om trunking op een interface mogelijk te maken.
* Beveiliging: VLAN -trunking moet zorgvuldig worden geconfigureerd om ongeautoriseerde toegang te voorkomen en netwerksegmentatie te behouden.
* Interoperabiliteit: Zorg ervoor dat alle apparaten die zijn aangesloten op de trunkpoort hetzelfde inkapselingstype gebruiken en compatibele configuraties hebben.
Voorbeeldconfiguratie (Cisco iOS):
`` `
interface gigabitethernet0/1
Switchport Trunk Encapsulation Dot1q
Switchport Trunk Native VLAN 1
Switchport Mode Trunk
Switchport Trunk stond VLAN 10, 20, 30 toe
`` `
Laat het me weten als je een meer gedetailleerde uitleg wilt van een van deze elementen of een configuratievoorbeeld voor een specifieke leverancier! |