Het bestemmingspoortnummer wordt gebruikt door de transportlaag (Laag 4:de laag die end-to-end communicatie verzorgt) van de oorspronkelijke host om het proces, of meer specifiek de applicatie/service, op de ontvangende host te identificeren die de ontvangen host zou moeten ontvangen. gegevens.
Aan elke poort wordt een uniek 16-bits nummer of een bij het systeem bekende naam toegewezen. Het is bijvoorbeeld bekend dat poortnummer 80 het poortnummer is dat wordt gebruikt door de HTTP-service (Hypertext Transfer Protocol), terwijl het bekend is dat poortnummer 21 wordt gebruikt door de FTP-service (File Transfer Protocol).
Wanneer een applicatie/dienst op een host een transportlaagcommunicatie initieert (een browser opent bijvoorbeeld een verbinding om een HTML-pagina op te halen van een webserver), zal de protocolstapel van de transportlaag een datapakket creëren dat het adres van de bestemmingshost en zijn eigen adres bevat. adres en het poortnummer van de bestemming.
Wanneer dit pakket bij de ontvangende host arriveert, controleert de transportlaag de header van het pakket en stuurt de gegevens door naar de geïdentificeerde poort. De applicatie/service die op die poort luistert, verwerkt de ontvangen gegevens. |